Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij hebt een paal gesteld, dien [16]zij niet overgaan zullen; [17]zij zullen de aarde niet weder bedekken. 16. Te weten, de wateren. Verg. met de woorden van den tekst Job 26:10, en Job 38:8,10,11; hfdst.148 vs.6; Jer.5:22. 17. Te weten, tenzij, Heere, Gij het hun gebiedt, gelijk in den zondvloed geschied is, Hebr. zij zullen niet wederkeren om de aarde te bedekken, of bedekkende de aarde.